Zoek binnen het forum
Vraag: Brievenbussen in brandwerende deuren
Naam: dagtas, van ST (datum: 19-06-2006 09:58)
Is er een minimale maat voor de openingen in brandwerende scheidende delen zoals bijv. in deuren.
alvast dank
Reageer
Naam: dagtas, van ST (datum: 19-06-2006 09:58)
Is er een minimale maat voor de openingen in brandwerende scheidende delen zoals bijv. in deuren.
alvast dank
Reageer
Re: Brievenbussen in brandwerende deuren
Naam: Sebas , van Yacht (datum: 20-06-2006 09:35)
Brandbeveiligings installaties
Doorvoeringen
Om te voorkomen dat een brand zich ongehinderd over een groot gebied kan uitbreiden, kan brandcompartimentering noodzakelijk zijn. Tussen de brandcompartimenten moet een voldoende weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) aanwezig zijn, bepaald volgens NEN 6068. In principe is de weerstand tegen branddoorslag identiek aan het begrip brandwerendheid. De brandwerendheid wordt bepaald volgens NEN 6069. Echter, deze norm geeft niet aan hoe de brandwerendheid van buizen en leidingen moet worden getest. Daartoe houdt bijvoorbeeld TNO het gestelde in prEN 1366-3 aan.
De doorvoeringen van installatieonderdelen door scheidingswanden mogen de brandwerendheid met betrekking tot de scheidende functie niet onder de vereiste waarde brengen. Dit kan betekenen dat er voor deze doorvoeringen aanvullende voorzieningen moeten worden getroffen, zoals:
- systemen waarbij een sparing wordt aangewerkt met een bouwkundig materiaal (bijvoorbeeld aanmetselen bij kanalen, brandkleppen en leidingen)
- systemen waarbij de sparing wordt aangewerkt met bijvoorbeeld spuitmateriaal of minerale wol (bijvoorbeeld bij kanalen, leidingen, elektravoorzieningen)
- systemen bestaande uit drukramen met vulblokken (bijvoorbeeld bij kabels)
- systemen bestaande uit een zware persing minerale wol in combinatie met brandwerende verf.
Aan de toepassing van een afdichtsysteem zal altijd een keuringsprocedure vooraf moeten gaan, waarbij een rapport van een beproevingslaboratorium aantoont dat de aangegeven oplossing voldoet aan de gestelde brandwerendheid van de betreffende scheiding. Hierbij is norm NEN 6069 van toepassing.
Bij de toepassing van een afdichtsysteem moet onder andere aan de volgende punten aandacht worden besteed:
Het afdichtsysteem mag de installaties niet chemisch aantasten of mechanisch beschadigen.
Ontoelaatbare warmteoverdracht via het afdichtsysteem of de installaties mag niet plaatsvinden.
Na wijziging(en) van de installatie(s) kan herstel van het afdichtsysteem noodzakelijk zijn.
Kabelbanen of kokers mogen bij brand de warmte niet ontoelaatbaar geleiden naar de andere zijde van de afsluiting.
Of er speciale voorzieningen noodzakelijk zijn, hangt af van de volgende factoren:
- het materiaal van de leiding die de brandscheiding doorbreekt
- de diameter van de leiding die de brandscheiding doorbreekt
- de vereiste brandwerendheid met betrekking tot de scheidende functie waardoor de installatiedoorvoer plaatsvindt.
Over het algemeen kan worden gesteld dat in geval van stalen leidingen, zoals deze worden toegepast voor gasinstallaties, centrale verwarming, stoom en dergelijke, ongeacht de diameter, geen voorzieningen noodzakelijk zijn voor een rook- en/of brandwerendheid van maximaal 30 minuten. Bij een noodzakelijke brandwerendheid van 60 minuten zal aan het thermisch criterium, een maximale temperatuurstijging van 180 0C, niet worden voldaan en zijn eventuele aanvullende voorzieningen nodig.
Dit ligt anders bij (aluminium) kanalen, die worden toegepast bij rookgasafvoeren en luchtbehandelingskanalen. Gebruikt als luchtkanaal dient hiervoor het gestelde in hoofdstuk 13 te worden gehanteerd. Gebruikt als rookgasafvoer moet een rapport over de brandwerende doorvoer worden overlegd.
Reageer
Naam: Sebas , van Yacht (datum: 20-06-2006 09:35)
Brandbeveiligings installaties
Doorvoeringen
Om te voorkomen dat een brand zich ongehinderd over een groot gebied kan uitbreiden, kan brandcompartimentering noodzakelijk zijn. Tussen de brandcompartimenten moet een voldoende weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) aanwezig zijn, bepaald volgens NEN 6068. In principe is de weerstand tegen branddoorslag identiek aan het begrip brandwerendheid. De brandwerendheid wordt bepaald volgens NEN 6069. Echter, deze norm geeft niet aan hoe de brandwerendheid van buizen en leidingen moet worden getest. Daartoe houdt bijvoorbeeld TNO het gestelde in prEN 1366-3 aan.
De doorvoeringen van installatieonderdelen door scheidingswanden mogen de brandwerendheid met betrekking tot de scheidende functie niet onder de vereiste waarde brengen. Dit kan betekenen dat er voor deze doorvoeringen aanvullende voorzieningen moeten worden getroffen, zoals:
- systemen waarbij een sparing wordt aangewerkt met een bouwkundig materiaal (bijvoorbeeld aanmetselen bij kanalen, brandkleppen en leidingen)
- systemen waarbij de sparing wordt aangewerkt met bijvoorbeeld spuitmateriaal of minerale wol (bijvoorbeeld bij kanalen, leidingen, elektravoorzieningen)
- systemen bestaande uit drukramen met vulblokken (bijvoorbeeld bij kabels)
- systemen bestaande uit een zware persing minerale wol in combinatie met brandwerende verf.
Aan de toepassing van een afdichtsysteem zal altijd een keuringsprocedure vooraf moeten gaan, waarbij een rapport van een beproevingslaboratorium aantoont dat de aangegeven oplossing voldoet aan de gestelde brandwerendheid van de betreffende scheiding. Hierbij is norm NEN 6069 van toepassing.
Bij de toepassing van een afdichtsysteem moet onder andere aan de volgende punten aandacht worden besteed:
Het afdichtsysteem mag de installaties niet chemisch aantasten of mechanisch beschadigen.
Ontoelaatbare warmteoverdracht via het afdichtsysteem of de installaties mag niet plaatsvinden.
Na wijziging(en) van de installatie(s) kan herstel van het afdichtsysteem noodzakelijk zijn.
Kabelbanen of kokers mogen bij brand de warmte niet ontoelaatbaar geleiden naar de andere zijde van de afsluiting.
Of er speciale voorzieningen noodzakelijk zijn, hangt af van de volgende factoren:
- het materiaal van de leiding die de brandscheiding doorbreekt
- de diameter van de leiding die de brandscheiding doorbreekt
- de vereiste brandwerendheid met betrekking tot de scheidende functie waardoor de installatiedoorvoer plaatsvindt.
Over het algemeen kan worden gesteld dat in geval van stalen leidingen, zoals deze worden toegepast voor gasinstallaties, centrale verwarming, stoom en dergelijke, ongeacht de diameter, geen voorzieningen noodzakelijk zijn voor een rook- en/of brandwerendheid van maximaal 30 minuten. Bij een noodzakelijke brandwerendheid van 60 minuten zal aan het thermisch criterium, een maximale temperatuurstijging van 180 0C, niet worden voldaan en zijn eventuele aanvullende voorzieningen nodig.
Dit ligt anders bij (aluminium) kanalen, die worden toegepast bij rookgasafvoeren en luchtbehandelingskanalen. Gebruikt als luchtkanaal dient hiervoor het gestelde in hoofdstuk 13 te worden gehanteerd. Gebruikt als rookgasafvoer moet een rapport over de brandwerende doorvoer worden overlegd.